Oud-FC Groningenvoetballer Jos Roossien: ‘Vroeger was niet alles beter, maar een beetje meer van toen zou niet verkeerd zijn’

Jos Roossien
Jos Roossien Foto: Raymond Meter
Sport

GRONINGEN – FC Groningen-columnist Johan Kamphuis deed een Kerstborrel met oud-speler Jos Roossien. Tijd om eens terug te blikken met de ‘dekselse Roossien’ zoals Evert ten Napel hem liefkozend noemde. Naast terugblikken heeft Roossien ook een mening over het huidige FC Groningen en hoopt hij dat oude tijden herleven.

Jos Roossien, 63 jaar inmiddels. Oud voetballer van SC Veendam en FC Groningen. Speelde legendarische wedstrijden tegen Atletico de Madrid en Inter Milan wat inmiddels alweer 40 jaar geleden is. Hij voelt zich op zijn gemak in café de Hoornse Meer in Groningen waar we hebben afgesproken voor het interview. Binnen vijf minuten zit er al een dame op zijn schoot voor een foto. 

Eigenlijk is hij nauwelijks veranderd. Paar kilootjes zwaarder, maar nog altijd de pretoogjes. Roossien bleek, samen met Jan van Dijk een heuse gangmaker te zijn binnen de spelersgroep van FC Groningen. De uren vliegen voorbij en de anekdotes rollen over tafel. De één nog mooier dan de andere. Hij volgt FC Groningen nog altijd, maar vindt het steeds lastiger wedstrijden uit te kijken. ‘Het is me vaak veel te saai. Ik hoor het veel van oud voetballers. Misschien is het een generatie ding, maar het spel lijkt me veel te veel op schaken. Daar kom ik niet voor. Dan ga ik liever iets doen wat ik echt leuk vind.’

Dat de Trots van het Noorden is afgegleden naar de eerste Divisie zag de voormalige ijverige middenvelder niet aankomen. ‘Dat het niet best ging was natuurlijk duidelijk, maar eigenlijk kun je niet geloven dat zo’n grote club als Groningen degradeert. De laatste tijd gaat het beter dus laten we hopen dat die lijn zich doorzet en dat er snel weer betere tijden aanbreken.’

Meer gebruik maken van oud-spelers
Roossien doet zelf helemaal niets meer in de voetbalwereld. Hij werkt al jaren als financieel medewerker bij het Dialyse centrum in Groningen en doet dat met veel genoegen. ‘En naast mijn werk wil ik vooral genieten van vrijheid. Ik ben na mijn carrière nog een tijdje jeugdtrainer geweest, maar het gaf me veel te veel verplichtingen. Hoewel ik het wel erg leuk vond om met jeugd te werken en ze iets te leren.’

Jarenlang woonde Roossien in Roden maar mag zich tegenwoordig een echte ‘Stadjer’ noemen en geniet dus van zijn vrijheid naast zijn werk. Toch zou hij best nog dingen voor FC Groningen willen doen. ‘Het blijft mijn club. Iets in de PR of aanverwante dingen. Ik vind überhaupt dat Groningen meer gebruik zou kunnen maken van oud-spelers. Helemaal jongens die echte Groningers zijn. Zij kennen de club, weten wat er hier wordt gevraagd, hebben vaak een netwerk en we willen toch met zijn allen een beetje de cultuur van volksclub in stand houden.’

Spelershome
Roossien weet ook wel wat hij als eerste zou veranderen wanneer hij het voor het zeggen zou hebben. ‘Kijk, tegenwoordig lijkt data heilig. Er wordt wel gezegd dat het ondersteunend moet zijn, maar ik heb toch de indruk dat het wel heel erg belangrijk wordt gemaakt. Ik kan ook zien als een speler niet fit is. Daar heb ik geen data voor nodig. De menselijke maat verdwijnt steeds meer terwijl dat de basis is. Dát vind ik zorgelijk. FC Groningen heeft niet eens meer een spelershome. Daar begint het al. Het is zo belangrijk dat spelers en staf na de wedstrijd even bij elkaar kunnen zitten. Een vertrouwde omgeving. Daar worden emoties verwerkt, daar worden banden gesmeed en die zijn héél belangrijk voor de chemie en eenheid in een elftal. Daar kan geen data tegenop. Nu staan sponsoren centraal. Sponsoren steken geld in de club en willen contact met spelers en staf. Kan ik ook nog wel begrijpen, maar dan moet je het combineren. Zulke dingen worden in mijn beleving onderschat.’

Trainen een middel – geen doel
De kwestie Van Veen komt op tafel. ‘Ik weet het fijne er niet van. Maar als ik hoor dat het vooral over meters maken en intensiteit gaat dan krijg ik daar wel mijn bedenkingen bij. Vroeger was niet alles beter, maar ik liep graag een paar meters extra voor Djurovski. Die hield ook niet van trainen. Als hij door de week keihard trainde was hij zondags kapot. Ik weet nog dat Hans Westerhof trainer werd en van Djurovski hetzelfde verlangde als van ieder ander. Ik vind dat onbegrijpelijk. Het gaat om de wedstrijd. En iedere speler heeft zo zijn eigen manier die het beste werkt om zondag een zo hoog mogelijk rendement te halen. Voor Djurovski was dat soms een middagje op de bank en eens een training overslaan om zondags zo scherp mogelijk te zijn. Trainingen zijn een manier om je zo optimaal voor te bereiden op een wedstrijd. Het mag nooit een doel op zich zijn. Misschien maken trainers zichzelf en hun methodes in dat opzicht wel eens te belangrijk. Tijden zijn dan wel veranderd, maar voetbal is nog steeds een spelletje van elf tegen elf en spelers moeten zich lekker voelen om te presteren. Nogmaals, hoe dat precies met Van Veen zit, weet ik niet. Maar dat hij een neusje voor de goal heeft, is wel duidelijk. Dat komt er in ieder geval niet uit. Als het enigszins mogelijk is zou ik proberen hem zo vaak als kan in die situatie te krijgen, want goals kan FC Groningen wel gebruiken. Maar misschien is het al te laat, want ik heb niet het idee dat het een heel gelukkig huwelijk is.’

Roossien speelde 22 Europa Cupwedstrijden voor FC Groningen en droeg elf seizoenen het groen/wit. Hij was de hardwerkende creatieve middenvelder met diepgang en kon ook nog een doelpunt maken. Dat lukte hem 52 maal in dienst van FC Groningen. Hoewel hij hoopt dat oude tijden weer gaan herleven zal het nooit meer zo worden als vroeger. ‘Ik hoop dat ze de weg naar boven snel in slaan en denk dat ze daarbij niet moeten vergeten een volksclub te zijn. Ze zouden wat mij betreft meer oud-spelers kunnen betrekken bij de club.’

Europa Cup
Het gesprek gaat over zijn trainers waarbij Berger zijn favoriet blijkt te zijn. ‘Van hem heb ik het meest geleerd en de mooiste dingen mee beleefd. Super fijn dat hij terug is bij de club. De slechtste?’ Roossien lacht: ‘Daar heb ik er wel een paar van gehad. Rob Jacobs, Wim Rijsbergen en Theo Vonk had ik niet zoveel mee.’
Het gaat over de bizarre Europa Cup wedstrijd in Bari tegen Inter Milan en over zijn Europese debuut als invaller thuis tegen Inter Milan. ‘Er is al veel over gezegd. We hadden echt een heel goed elftal. Onze grote kracht was dat Berger er een heel hecht team van had gemaakt. Wij gingen voor elkaar door het vuur. En hadden natuurlijk best een paar aardige voetballers met Erwin Koeman, Fandi, van Dijk en natuurlijk Rob McDonald die echt een hele goede spits was. Daarbij hadden we Ron Jans en vooral Bud Brocken die de bal vaak panklaar op het hoofd van de spits legden. Het zijn de meest memorabele wedstrijden uit mijn leven geweest. Vooral om de supporters trots te maken was een heerlijk gevoel.’

De onvergetelijke Milko Djurovski
Over onvergetelijk gesproken. In 1990 kwam daar Milko Djurovski bij. De Macedonische balkunstenaar. ‘Dat was echt een geweldige kerel. In het veld was het genieten, maar buiten het veld ook. Samen met Jan van Dijk gingen we vaak op stap met zijn drieën. Dat waren onvergetelijke avonden.’ De ogen van Roossien beginnen te twinkelen als hij begint te vertellen. ‘Een trainingskamp was voor mij, Van Dijk en Djurovski vakantie. Overdag een beetje ballen en ’s avonds op stap. We waren in Marbella. Martin Koeman was trainer. Wij hadden met zijn drieën afgesproken ’s avonds om 22:00 uur buiten voor de lounge. Maar Koeman was niet gek en zat met de hele staf in de lounge. Dus Jan en ik een plan bedenken. Vlakbij mijn balkon was de bekende regenpijp. Het ding was in uitstekende conditie. Dat was geregeld. Via mijn kamer langs de regenpijp richting de kroeg. Maar wie er ook kwam, geen Milko. Dus Jan en ik uiteindelijk langs de regenpijp naar beneden. Kijken voorzichtig om ons heen op zoek naar Milko en dan zien we de volledige staf in de lounge zitten. En wie komt daar de lounge inlopen? Haartjes geföhnd, gelletje erin, sigaretje in zijn hand, driedelig pak aan? Milko. Loopt gewoon langs de staf, wenst ze met een brede glimlach een fijne avond en loopt naar buiten. We horen Koeman tegen Hagenauw roepen dat hij wat moet doen. ‘Morgen’ was zijn reactie. Niemand die iets durfde. En de regenpijp zag Milko toch niet zo zitten. Dan kan je avond al niet meer stuk. We hebben afgezien en we hebben ontzettend veel lol gehad. Plezier gemaakt. Daar begint alles mee. Vroeger was niet alles beter, maar sommige dingen wel. Het wordt nooit meer zoals het was, maar een beetje meer van toen zou niet verkeerd zijn.’



UIT DE KRANT